Ik dacht naderhand nog vaak
aan toen we op het water dansten
de ogen in elkaar verdronken
de handen in elkaar verschanst
de Uwe losjes vast, de mijne vastberaden.
 
Het wonderlijke heerlijk alledaags
en niets kon ons gebeuren
het boze immers onder onze voeten
en de ogen in elkaar verdronken
een en al oor voor een hand reikend woord.
 
Totdat ik botweg verzoop
en het vloeibaar fundament
opeens weer akelig bekend
en ik alleen nog maar kon ankeren
door vraagtekens uit te werpen.
 
Ik moet wel toegeven dat ik
niet bovenmate was verdronken
ook al klotst het water vaker
over mijn lippen dan mij lief is.