De goede God geeft keer op keer geschenken
die wij met geen mogelijkheid kunnen bedenken.
 
Vanochtend zag ik zomaar een scholekster op de punt van een dak.
Hij of zij zat daar, veren poetsend, een hele tijd op zijn gemak.
Dat zag ik door mijn keukenruit en keek mijn ogen uit!
 
Het kwam mij als bijzonder wonderlijk voor, deze vogel op die plek
in het hartje van mijn kerkdorpje in het Beuningse Maas en Waalland.
Zover ik dat in natuurfilms had gezien, is de kúststreek zijn voedselstek.
 
Hij ging met zijn lange, puntige rode snavel door zijn verenkleed.
Ik zag wat ik door natuuropnames en beschrijvingen niet weet:
zijn borst, maar ook de bínnenzijde van de vleugels zijn wit,
afstekend tegen blauwe lucht zag ik ze zwart omrand.
Wat deed die scholekster hier, in het bínnenland?
Was hij op doortocht, de weg kwijt, verdwaald?
Er kwam in me op wat Gods Woord verhaalt.
 
We hebben als het ware zowel zwarte als witte veren.
Het rood aan poten en snavel deed me aan liefde denken,
onbewust ervan dat we die door enkel maar bestaan schenken.
 
De mooiste conclusie die ik tijdens dat kijken bedacht:
als we verdwaald zijn, God als bron voor voedsel verloren,
dan nóg blijft Hij voor ons zorgen én ... van Zich laten horen.
Hij weet hoe en wie we zijn: zuiver wit, alsook zwart als de nacht.