Vader, ik was een groene vijgenboom
en bleef alleen maar groeien
‘k had een prachtig bladerdak,
maar … vergat voor U te bloeien.

Vader, ik vond dat echt niet erg,
had het ook niet in de gaten
en vond mijzelf een goede boom
waar mensen heerlijk onder zaten.

De tuinman - ’t was Uw eigen Zoon –
die kwam me steeds op tijd verzorgen,
Hij gaf de moed nog steeds niet op
en hoopte steeds op ….. morgen.

In ’t voorjaar kwam U weer eens langs,
toen hoorde ‘k U alleen maar zuchten,
want Ú keek door mijn blaad’ren heen
en vond nog steeds geen vruchten.

“Ach tuinman”, zei U en Uw stem klonk mat,
“wat staat deez’ boom nog op de aarde,
hij heeft nog nooit een vrucht aan Mij gebracht,
voor deze tuin heeft deze boom geen waarde”.

Ik stond daar, ‘k hoorde alles aan,
ook hoe de tuinman stond te smeken,
“Vader heb nog wat geduld,
geef mij nog twee en vijftig weken”.

In ’t jaar dat voor mij was bijgevoegd,
ging de tuinman goed aan ’t snoeien,
hij kwam nog vaker langs dan eerst,
want Híj geloofde dat ik eens zou bloeien.

Vader, wat heb ik mij toen diep geschaamd,
voor zoveel liefde mij gegeven,
toen boog ik diep mijn takken neer
en zei: “Heer, hier is mijn vruchtloos leven”.

Als straks het nieuwe voorjaar komt
en U weer bij mij langs komt lopen,
dan streelt Uw hand mijn eerste knop
- en.. springt mijn bloesem open -


februari 1999