Indien het oog slechts oog heeft voor de 'schil',
voor schoon, dat schrikt van elke imperfectie
van hoofd en huid en al hetgeen correctie
behoeft, grif nabootst elke schoonheidsgril

van idealen die voor 's werelds wil
zich dwingen zelf te dingen naar perfectie,
geschikte schoonheid scheppend naar perceptie
van 's mensen wensen, met een schoonheidspil

of prik vermakende hun aardekleed....,
is 't wijs het oog op Hem, het Licht, te richten,
verschenen in een schitt'rend kleed na 't leed,

waartoe wij Zijn gewaad van toen verplichtten.
Slechts licht, geschikte schoonheid voor ons kleed,*
schikt Hem, want enkel dìt zal ons verlichten.


* ons lichtkleed