Toen al haar buren
met vakantie waren,
ze dacht dat er geen mens
zo eenzaam was
kwam opeens
dat jonge vrouwtje
die haar iets te lezen bracht,
bleef zelfs even
bij haar zitten,
dronk een kopje koffie mee,
kende haar uit de gemeente,
woonde ook aan de Allee.

Over haar valt
een glans van Vrede
als ze denkt aan dit bezoek.
Met een blijmoedig hart
legt ze het kruisje
in haar Boek.