Er zijn herinneringen, die als beelden,
gegrift in het geheugen, kozen woon,
als gouden indrukken soms ongewoon,
die in het hart haast nauwelijks vergeelden.

Het sprookje dat wij (zonder koets) graag speelden,
van Assepoester als prinsesje schoon,
de wichten kregen hun verdiende loon,
het recht dat zegeviert voor arm bedeelden.

De tekening in glittergoud, die toen
die zomer vorst'lijk aan de muur mocht hangen,
de Koning, rijk gekroond, een kampioen,

gezien door kinderogen onbevangen.
Hij die bewaarde, vrijwaarde 't seizoen,
doet mij vandaag naar zulk een tijd verlangen.