Zomerzon, als die er niet zou zijn
zaten we vast altijd  in het donker binnen.
We dronken nooit een glaasje wijn
en konden ook geen tuin beginnen.
Geen bloemen, geen vruchten, geen gras
dat zou ons heel veel droefheid geven.
Altijd wat mistig, altijd een jas,
dat is toch eigenlijk geen leven.

Zomerzon, God heeft die glans geschapen
en alles groeit en bloeit nu in het licht.
De dieren buiten, paarden en de schapen
zo in de zon een blij gezicht.
De vogels zingen het lied van de dag,
als dank voor de Heer van alle leven.
En voor de mens een blije vrije lach
als dank voor God die zon wil geven..

Zomerzon, gegeven aan de vele volken
als de belofte van Gods liefde en trouw.
Soms verduisterd door de wereldwolken,
die dan bedekken 't hemels blije blauw.
Laat dus de aarde hier niet huilen
zodat het zonlicht niet meer schijnt.
Niet vervuilen, maar bij God schuilen
en bidden dat het zonlicht niet verdwijnt.