de grenzen van het heelal
konden mij niet weerhouden
met de wind in mijn haren
en sterren in mijn ogen
liefde te brengen aan
wie in stilte kilte leven

de krochten van de baarmoeder
konden mij niet bang maken
en haar banden konden mij
niet vasthouden of laten gaan
zij spraken eenzijdige haat

ik heb de dood in de ogen gezien
zijn ijzige adem talloze malen
langs mijn nek voelen waaien
zijn maaiende zeis zonder dralen
gras voor mijn voeten
weg zien maaien

maar ik wéét er is er Eén
die mij kent zoals ik ben
en mij bij naam geroepen heeft