Ik zie je blik
hulp’ loos, ontredderd.
Een vlek op je trui,
je kliedert, je kleddert.
Je handen die trillen,
wat zou je willen?
Je murmelt wat woorden,
je confabuleert.
Ik snap je niet,
begrijp je verkeerd.
Jij geeft het op,
je ogen die sluiten.
Ik vraag me dan af:
Sluit jij me nu buiten?

Daar zit ik dan,
blijf naar je kijken.
Hoe kan ik jou
in jouw wereld bereiken?
Je zit daar gevangen,
een traan op je wangen.
Ik veeg wat speeksel
weg van je kin.
Wat is dit voor leven,
wat heeft dit voor zin?
Ken je me nog?
Ik zou het niet weten
Ik denk aan jou,
jij lijkt mij vergeten.

Ik stap maar op,
een zoen op je wangen.
Ik ben verdrietig,
door weemoed bevangen.
Nog één keer omdraaien
en eventjes zwaaien.
Dan ga ik  verder,
Je bent me al kwijt.
Kon ik maar even
terug in de tijd.
Dat jij nog één keer
die vader zou wezen,
die stoeide en speelde
en voor zat te lezen.

Ik ben weer thuis,
de kinderen komen.
Gezellig eten,
gezellig bomen.
Ik zie de beelden,
toen zij met me speelden.
Toen wij samen stoeiden,
ik las ze vaak voor.
Ik voel me gelukkig,
ik heb het nog door.
Dan denk ik : ‘Ja, pa
de zin van jouw leven,
is toch jouw liefde,
die ik door mag geven’.

Nieuw ingezonden gedichten