In zijn strijdkoets rijdt hij voor,
maar niet Elisa komt,
een dienaar zegt hem wat te doen
waarop Naäman bromt,
hij had een handgebaar verwacht
over zijn zieke huid
in de naam van Israëls God,
maar dat gebaar bleef uit.

Was het water in Israël
zo anders dan bij hem?
Naäman is teleurgesteld,
hij keert zich weg van hen,
de dienaren praten hem om,
‘t is toch zo moeilijk niet,
die dompeling in de Jordaan,
dat wat hij u gebiedt?

Naäman deed wat men hem vroeg,
ging zeven keren onder,
zijn huid die zo geleden had
werd duik na duik gezonder.
De Godsman gaf de juiste raad,
wat was Naäman blij,
zijn hart sprak in zijn dankbaarheid:
Uw God is die van mij!


Bij 2 koningen 5 : 8 – 15

Nieuw ingezonden gedichten