Geen maanden, maar jaren,
gewacht op een kind,
gesprekken, papieren,
geduldig gezind.
Maar ergens op aarde
was een kindje, zo broos,
al eerder geboren,
maar ach, …ouderloos!

Zo werd op een dag dan
die wachttijd beloond,
ons huwelijk is toen
óók met zegen bekroond.
Ik baarde het kind niet
met weeën en smart,
‘k verwachtte het wél
met gebed in mijn hart.

De spanning was groot
op vliegveld Schiphol,
ik zag en omarmde,
mijn hart overvol.
Het kind keek mij stralend,
verwachtingsvol aan,
alsof ’t wilde zeggen:
naar huis wil ik gaan!

De Heer heeft gesproken
in duidelijke taal:
‘Wie zo’n kind ontvangt,
ontvangt Mij totaal!’

Markus 9:36,37
(dit gedicht is autobiografisch)

Nieuw ingezonden gedichten