zou je opklimmen, zei je.
Jij, die tussen de brandende
stenen liep, beladen met goud,
zilver en edelstenen.
Jij, die muziekinstrumenten
in je eigen lichaam droeg,
zou voor altijd koning zijn.

Mij zou je meevoeren naar je
paleis en kronen. We zouden
alle grenzen overschrijden,
zei je. Maar zolang ik niet
eigenhandig driehonderd vossen
vang en naar de Filistijnen ga,
werp ik me aan de voet van
een kruis en weet dat ik pas.