‘k heb menige bladzijden in m’ n dagboek
met betraande ogen vol geschreven
mijn mooie droom werd tot een vloek
hoe kon ik nog zinvol verder leven?
 
zo  jong werd mijn hart doorboord
door ‘t trauma van ‘n noodlottige dag
wie had mijn angstkreet gehoord
en  wie die mijn pijn van binnen zag?
 
hoe kon ik die zwarte dagen doorstaan
met een bloedend en verscheurd hart
wanneer alle lichten waren uitgegaan
niets meer van ’t leven werd verwacht.
 
als toekomstdromen verbroken zijn
in een ver en uitzichtloos verschiet
dan  rinkelde er toch een noodsein
maar in verwardheid, hoorde ik U niet
 
de dagen gingen niet meer oplichten
de nachten bleven schrikwekkend zwart
in bed schreef ik mijn eerste gedichten
uit mijn hart dat smartelijk was bevracht
 
had ‘n engel al die tijd over mij gewaakt?
‘k voelde zijn hand strelend over mijn wang
‘ had je al die tijd niet om Gods hulp gevraagd:’
en na lange duisternis  zag ik een Zonsopgang!