Vijf balletjes vielen uit de lucht, ik mocht ze weer omhoog gooien.  Met een gebed bij elke zucht om mijn wensen te voltooien.  Het allereerste wilde danken, voor dit wonder dat ontstond, zoiets wat  men noemde klanken, waarmee men in –en uitgang vond.  Het tweede balletje vergat niet te zingen over de vele zegeningen.  Toen ik het derde overnam, ontwaarde ik het ruwhouten kruis met Hem Die al het onrecht op Zich nam.  Het vierde kocht me vrij van het graf en de hel, dus het beste maar weer opgooien en snel.  Het allerlaatste huppelde met een hoge sprong, hernieuwde in mij het oude naar jong.  Toen waren al de balletjes opgegooid, een levende bede was in alle stilte voltooid.

Naar Psalm 103,1-5

19/06/2010
De Kimpe Marleen