mijn scheepje vaart op de levenszee
het is toen de haven uitgevaren
het gaat al meer dan tachtig jaar mee
ik zie het bij het klimmen der jaren

ik moet het schip nu zelf besturen
mijn kapitein is eerder afgehaald
dan kunnen dagen heel lang duren
al wordt mijn route door de Loods bepaald

ik weet, het scheepje moet gaan landen
het vaart op zee de weg naar 't land van rust
de Schrift spreekt dan van d'eeuw'ge handen
van Hem, Die loodst het scheepje naar die kust

om in Zijn haven af te meren
en dan daar naar Jerusalem te gaan
naar de Stad van de Heer der Heeren
en blijde in Zijn voorhoven te staan

de aardse dingen zijn dan voorbij
alle tekorten zijn daar gebleven
Ik maak alle dingen nieuw, zegt Hij
tot Wie de handen zijn opgeheven

de poorten van de Stad staan open
daar ligt Jerusalem in zonneschijn
zie daar God's kinderen binnenlopen
daar zal de Heere heerlijk voor ons zijn  

bij rivieren en brede stromen
in het paradijs, de Hof der Hoven
ons levensscheepje mocht daar komen
blij zullen wij onze Heere loven

bij : Jesaja 33 : 21 - 24
I Thessalonicenzen 4 : 17 B