De zon beproeft nu reeds haar kracht
tussen de vele regenvlagen.
Ze weet dat weer de lente wacht
die bloei en wamte uit komt dragen.

Er zijn nog steeds de kale bomen,
de wind die nog venijnig loeit.
Toch glimlachjes van zon die dromen
en weten dat straks alles groeit.

Zo is de mens altijd aan 't hopen
dat na de winternacht de lente lacht.
Dat groen en bloemen uit gaan lopen
en alles op de nieuwe lente wacht.

Eens dragen bomen bloesems, vruchten.
Geen kou en oorlog en geen pijn.
Geen mens die nog moet vluchten.
God zal voor eeuwig koning zijn.

De zon beproeft haar nieuwe lentegloed.
Het licht komt elke dag wat verder.

Zien wij ook zo Gods lente tegemoet.
Zijn komst als koning en als Herder?