'Ga', zei U, 'ga!'
'Wie?', vroeg ik, 'wie?'
'Nou jij!'
'Ik?'
'Ja jij. Ga nu!
Ga Mij achterna.'

Ik ging. Maar zie:
geen rijkdom, geen eer,
geen geld in beheer,
en altijd in weer
en in wind mee op reis.

'Waar gaan we naar toe?
Ik wil wel, maar hoe?'

'Vraag niet wat ik doe,
maar ga met Mij waar Ik je wijs.'

Zo liep ik dan voort,
herhalend het Woord
van binnen gehoord
maar van wie?

Van Hem die beloofd had
met mij te gaan.
Van die.

Maar zie:
geen ogen die groeten,
geen lamp voor mijn voeten,
geen mens te ontmoeten,
niet één.

Ik wist mij alleen,
mijn leven vol vragen;
een last niet te dragen,
als steen.

'Kom!', riep ik, 'kom!'
'Wie?', vroeg U, 'wie?'
'Nou U!'
'Ik?'
'Ja U! Beschik
en zie naar mij om!'

U kwam. En zie:
mijn leven gewend,
mijn naam weer gekend,
uw Woord ingeprent
diep in mij.

Om samen te gaan,
ten teken te staan
vuurt hartstocht mij aan,
maakt mij vrij.

Die kwam toen ik riep,
mij minnend herschiep.
En daalt het te diep
draagt Hij mij.
Adri Kortekaas