We leven in Adventstijd.
Tijd van uitzien en verwachten,
wachten tot het Licht verschijnt
dat na de val ons werd  beloofd.
 
De maagd die Hem gedragen heeft,
geeft in haar lied getuigenis,
van wat haar geschonken is.
Waarvan zij ons kennis geeft.
 
Het licht, dat men zag in ’t oosten,
wees de weg naar Bethlehem.
Daar was Hij, die ons zou troosten.
In de kribbe vonden we Hem.
 
Hij die het Licht der wereld is ,
komt tot mij in mijn duisternis.
Om mijn zonden te verdrijven,
door Zijn plaatsvervangend lijden.
 
‘k Wens u allen dat Advent.
’t Zalig uitzien zonder zorgen.
’t Wachten op die grote morgen
tot u bij uw Heiland bent.