1.
U bid ik aan, in al Uw lijdensgangen.
Waar U, op ’t diepst, aan ’t kruishout hebt
gehangen.
Waar U, op ’t hoogste straalde in Uw
deugden.
Tot ’s zondaars vreugden!

2.
U bid ik aan, Uw Borggerechtigheden.
Aan ’t recht voldaan, als Rechte aangetreden.
Verwierf en schenkt bestaansrecht voor de
Vader.
Wij treden nader.

3.
U bid ik aan, Uw wijsheid is gebleken.
Waar ’t mensenwoord geen wijsheid wist te
spreken,
daar is het kruis, in ’t menselijk ontbreken,
het reddingsteken!

4.
U bid ik aan, U Die gewillig toonde
om stil te zijn, temidden die U hoonden.
Uzelf verloochend, dat hebt U gedragen
uit welbehagen!

5.
U bid ik aan, Uw liefde Die U spreidde.
Hoe diep, hoe hoog, hoe breed naar alle
zijden.
O, dat ik U, die zondaars Zelf wilt leiden,
mijn harte wijde!

6.
U bid ik aan, barmhartig in Uw werken.
Uw brandend hart laat U aan zondaars
merken.
O, laat mijn hart, zo kil, zo diep verzonken,
in liefd’ ontvonken!

7.
U bid ik aan, Uw goedheid groot van waarde.
Daalt van het kruis op deez’ verloren aarde.
Uw goedertierenheid laat mensenmonden
Uw lof verkonden!

8.
U bid ik aan, Uw heerlijkheid zal lichten.
Het straalde toen G’ Uw lijdenswerk
verrichtte.
Want Golgotha, was, al werd er geleden,
vol heerlijkheden!

9.
U bid ik aan, Uw roem klinkt aan Uw voeten.
Ik wil gebogen, U eerbiedig groeten!
‘k Zal liefd’ en lof voor U tezamen mengen,
als offer brengen!

Aanbidding van Gods deugden bij de kruispaal.
(melodie: ‘Leer mij o Heer’ Uw lijden recht betrachten’)