.3. De wond op Zijn hoofd
(Johannes 19:5, Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon)
Melodie: ps 21

Zie Jezus met de doornenkroon
Hoezo, Hij is toch Koning?
Waartoe dient deze kroning?
Hoor nu de laster en de hoon,
’t is gruwelijke spot
met deze grote God!

(Gen 3:18)
De doornen groeien op deez’ aard.
’t Gevolg van onze zonden,
die brengen ons veel wonden.
Maar zie nu Wie die doorn aanvaardt!
’t Is Jezus, op Zijn hoofd.
Zo wordt Zijn naam geloofd!

(Ef 5:23)
Hij staat als Hoofd toch bovenaan.
Ja, boven alle dingen.
Zo werkt Hij zegeningen.
Is Zijn gemeente voorgegaan,
want Hij, Die ’t al regeert,
wordt door hen hoog geëerd.

Gehoorzaam aan Zijn Vader,
komt Golgotha nu nader.
Hangt Hij aan ’t kruis, is dat Zijn troon?
Toch zien we naar Hem op.
Hij gaat als Bórg voorop!
Daar draagt Hij stil de doornenkroon.

(Openb 6:2)
De Ruiter op het witte paard,
Hem is een kroon gegeven,
want Hij brengt eeuwig leven.
De Koning Die Zijn Kerk vergaart
gaat uit en overwint!
Hij wordt zo teer bemind.

(Openb 4:10)
In eeuwigheid, daar voor de troon
daar werpen zij hun kronen,
om dankbaarheid te tonen.
Daar loven zij Gods een’ge Zoon.
Hem zij de heerlijkheid,
nu, en in eeuwigheid.

Kom, sluit in deze rij toch aan.
Ja, nu Hem hier te vrezen,
om straks daarbij te wezen.
Hem zij de eer Die ’t heeft voldaan.
In eeuwigheid geloofd,
om ’t dierb’re doornenhoofd.