Als wij uw lof niet zingen zouden, HEER,
zong de merel in de morgenvroegte,
de zwaluw als de avondkoelte streelt.

Als wij niet aanbidden zouden, HEER,
geurde lieflijke liguster uw lof,
aanbad de grote eik ruisend uw eer.

Als wij u niet meer prijzen zouden, HEER,
loofde de zee bruisend schuimend u toe,
jubelden duinen, dijken eindeloos.

Maar nu wij u loven en prijzen, HEER,
doet uw schepping stralend en dansend mee:
zwaluwen, merels, eiken, liguster,
gedragen door dijken, duinen en zee.

(bij Psalm 22: 4/"Gij, heilige God, die zetelt daar waar Israël u looft.")