Ik geloof in God de Vader,
de Almachtige, Schepper van hemel en aarde.
Die alles uit niet geschapen heeft; Wat een heilige waarde.
Hij is dus van de schepping; De Bron en springader.

Die in Zijn eeuwige raad en voorzienigheid,
dit onderhoudt en Hij regeert in eeuwigheid.
Zo min de hemel ooit uit zijn stand zal wijken;
Zo min, zal Zijn trouw ooit wankelen of bezwijken.

Hij zal mij ook van al het nodige voorzien.
Dat mag ik geloven en hoef niet te twijfelen
en mocht ik toch weer weifelen,
Hij zal mij er steeds weer op wijzen bovendien.

En mocht mij het kwade overkomen,
wat hier in dit jammerdal, toch telkens zal gebeuren.
Zelfs dat moet meewerken en hoef ik niet te treuren,
want Zijn woord en beloften zullen uitkomen!

Hij doet dat als een almachtig God.
Hij bestuurt heel mijn levenslot,
als een getrouw Vader wil Hij het ook doen
en zo doet en wil Hij het en is het geen visioen!

                           (n.a.v. vr. en antw. 26)