Kan ik Gods geboden tenvolle houden,
als ik wederomgeboren ben?
Nee dat niet, ook al mag ik behouden zijn.
Ik blijf hier onvolmaakt; dat is wat ik beken!

Ik stem het van harte toe,
dat Gods wet, zuiver is en goed!
De zonden worden mij steeds meer taboe
ómdat ik zo duur gekocht ben, door Zijn bloed!

Daarin mag ook bedekt zijn;
de zonden die in mij overbleven.
Door dat bloed mag ik van Gods genade leven.
Dat laat Hij mij zien in tekenen van brood en wijn!

Ja, wat vreê heeft elk,
die Uw wet bemint.
Dat is niet zomaar een hint,
maar een lust, zoals voor een kind de moedermelk.

Hoe lief heb ik Uw wet, kom dat bezien,
in Gods Woord; In Psalm honderdnegentien.
Welzalig, die bij dagen en bij nachten,
Gods wil/wet bepeinst en die ijverig wil betrachten!

                                (n.a.v. vr. en antw. 114 H.C.)