Wat troost mij de opstanding,
van mijn lichaam op de jongste dag?
Daar mijn lichaam toch in het graf lag?
Is er voor de Heere iets te wonderlijk? Nee niet één ding!

Mijn ziel zal gelijk met het sterven,
tot mijn Heiland worden opgenomen.
En dat zijn geen dromen,
want Hij zal het voor mij verwerven!

Maar ook mijn lichaam.
Zal door Christus' kracht,
Die toch heeft; alle macht,
weer één worden, met mijn ziel tesaam.

En hoe zal dat wezen?
Gelijkvormig aan Zijn heerlijk lichaam!
Is dat dan ooit weleens bewezen?
Het geloof hoeft geen bewijs en leeft ook niet in een waan.

Het geloof ziet niet aan wat voor ogen is,
maar ziet op Hem, die het beloofd heeft.
Die het eeuwige leven geeft
en mij, in Hem, op die dag zal verhogen!

                         (n.a.v. vr. en antw. 57)