De wereld uit Gods hand geschapen
wordt door de vijand zwaar vernield.
Niet rustig thuis meer kunnen slapen,
wat heeft de mensheid toch bezield?
Waar blijft het bouwen en beheren,
een taak, de mensen toevertrouwd.
Waarom toch God de rug toekeren.
Vergeten dat Hij van Zijn schepping houdt.

Oolog in de landen.
Huizen die verbranden.
Bommen en granaten.
Onrust in de straten.
Velerlei geruchten.
Vloeken, bidden zuchten.
Overal verdriet.
'O God, verlaat ons niet!'

De wereld uit Gods hand gekregen
is om te leven in Zijn licht.
Geborgen in Zijn glans en zegen.
'Zijjn nu de hemeldeuren dicht?'
'Vader keer de krachten die vervuilen.
Breng licht in harten en in handen.
Laat wapens weer voor liefde ruilen,
in plaats van bommen en granaten.'