Wie is die Man
daar aan de oever van het meer.
Hij roept om eten.
Hoor, daar klinkt het wéér.
Het is de HEER !

Heer, zie ons aan
Hoe kunnen wij
met lege handen voor U staan.
Wij vingen bot. Geen enk'le vis
die in ons net gevangen is.

"Gooi uit je netten
aan de rechterkant".
En dan, o wonder, mand na mand
wordt naar de overkant gebracht,
waar.... al een maaltijd op hen wacht:

Er ís al brood, er ís al vis.
Is dit soms het geheimenis:
Is dít wat Hij van hen verlangt,
hun éigen deel, hun éigen vangst?
Hun eigen inzet voor Zijn werk,
tot opbouw van Zijn kerk.
*****
Hij vraagt ook óns geen brood of vis,
maar of ons ál
hem toegewijd is.
                                                                  (naar Joh.21:4-14)