De vreemdeling die ongezien
mij was nabij gekomen
en die mij gaande hield
waar ik nog stil bleef staan;
zoals een vriend spreekt tot zijn vriend
heeft Hij het woord genomen,
nog eer de avond viel
de Schrift mij doen verstaan.

Wij kwamen aan. Had Hij misschien
mijn hart in vuur ontstoken,
daar ik Hem staande hield
waar Hij nog door wou gaan?
Zoals maar Eén ooit deed voordien
heeft Hij het brood gebroken.
Doch Hij verdween. Mijn ziel,
van Hem vervuld, voelt aan:
dus tóch. Ten leven opgestaan.

Adri Kortekaas