Hij was zo stil toen zij Hem sloegen
terwijl Hij haat in hun ogen las.
Hij was zo stil toen zij Hem vroegen
of Hij werkelijk de Koning was.

Hij was zo stil toen zij Hem kroonden
met doornen, in Zijn ruwe huid.
Hij was zo stil toen zij Hem hoonden
en bespotten, fel en luid.

Hij was zo stil toen zij Hem schopten
op de lange steile weg naar 't kruis.
Hij was zo stil toen Zijn hart klopte
oneindig ver van 't Vaderhuis.

Hij was zo stil toen het diepe duister
de vloek liet zien van de zondemacht.
Hij was zo stil na het gefluister
van de woorden: Het is volbracht.

Hij was zo stil toen Hij Zijn leven
stervend overgaf in 's Vaders hand.
Hij was zo stil in het grote geven
van Zichzelf als offerand'.


Ronald Lammers


13 maart 2006