Nog eer de dag begint
in tinten licht
die zacht de dichte luchten
van de nacht
doen zwichten,
en ergens in de stilte
blij een vogeltje opklinkt,
al trillend zingt
dat leven wint
van alles wat aan sterven bindt,

zal wegrollen de steen
die drukt en die verdringt als geen
dat na de winter
weer ontspringt
een lange lieve lente.

En de engte
waar geen kind
een ademtocht van leven vindt
zal oorsprong, nieuwe aanvang zijn,
een oord dat zuiver is en rein
waar woelt en waait de scheppingswind
die 't mensenhart met God verbindt.

Dan is de pijn voorgoed voorbij,
de tranen, het gemis,
de meegedragen droefenis.
Dan zal ik waarlijk nieuw en vrij
die Ene groeten die aan mij
zijn Geest wil doen beërven.

Zo kom ik thuis na al mijn zwerven,
herken ik Hem, waar en gewis
die toont zijn zijde, handen, voeten
en die mij minnend wil ontmoeten
in luister van verrijzenis:

Hij die was, die komt en die is.

Adri Kortekaas