Ik ben Job,
wat een getob,
ik was rijk,
ben nu alles kwijt.
 
Zit nu in zak en as,
maar als het dit nu was,
mijn vrouw zeurt aan mijn hoofd,
dat ik nog in zo’n God geloof.
 
Dan komt er ook nog bij,
die drie vrienden van mij,
wat heb ik daar nu aan,
die kunnen ook beter gaan.
 
Zo voelt Job zich alleen,
waar moet hij dan heen,
maar hij vertrouwt op God,
die bewogen is met zijn lot.