Door zeven vlechten
toegewijd aan God,
sloeg ik, die mij knechtten
donder op verrot.

Je bond mij aan bed
met zeven verse pezen.
Mijn haar heeft het gered.
Geheim zou dat wezen.

Je kwam met zeven touwen,
nooit gebruikt,
soepel als vrouwen.
M'n kracht werd niet gefnuikt.

Je vlocht mijn haren
in de schering van 't getouw.
Ik kon ze toch bewaren.
Mijn geheim is niet voor jou.

Maar aan jouw schoot, Delila,
raakte ik m'n ogen kwijt.
Blind, bijna dood, Delila,
blijf ik God toegewijd.

Nog eenmaal zal ik opstaan
tussen brekende tempelzuilen,
mijn ogen opwaarts slaan
en de vijand horen huilen ...