De almachtige Schepper
slaat de mensheid gade

deze wezens
zien heel het luchtruim
als een donkere kamer
met onoog'lijke lampjes
bestendig  _  zwervend
welke
het geheime vertrek
een weinig verlichten
vooral verhullen willen
MAAR
dat verzonken stofpluisje
waarin ieders ik krioelt
moet iets reusachtigs zijn
al overheersende bol
vol mateloze kracht

God
kent een muggenlarve
zegent zijn groeiende maag
die sluimerverlangen heeft
naar bloed en plantensappen
schenkt
even liefderijk
de verste sterrennevels
nieuw laaiend levensvuur.