De schreeuw van een pauw doorbreekt de avondstilte,
ergens in een hoge boom zingt een merel zijn lied,
het zachte zonlicht werpt zijn laatste stralen over jouw graf.
"Dag lieverd, ik ben er weer", zeg ik zacht,
"ik moest even naar je toe, want ik mis je zo."

Ik kom hier om je te zoeken want je moet toch ergens zijn.
Je zit in mijn hoofd en je zit in mijn hart, je zit in mijn onvergoten tranen
Je zit in mijn hele wezen maar toch kan ik je niet vinden.
Daar waar jij bent, ben je onbereikbaar voor mijn ogen.
onbereikbaar voor mijn armen en mijn kussen.

Ik praat tegen je maar weet niet of je me hoort,
Het is alsof mijn stem in de leegte galmt.
Toch weet mijn hart dat je bij me bent.
Ik raap de dode bladeren van je graf,
mijn handen volgen de lijnen van de letters van jouw naam.

Het grindpad knarst onder mijn voeten, als ik weer naar huis toe ga.
Ik wil blijven, hier dicht bij jou, ik wil, ik wil.....
Maar ik loop door, het leven wacht.
Als ik het niet meer weet, kom ik je weer zoeken.
Tot ik je eindelijk zal voelen in de rust van mijn hart.
Lief, liever, liefst,
Dag lieverd.

Adrie Koeleman 

ingezonden 11 december 2004