Met de tranen op mijn wangen
van pijn en van verlangen,
ga ik steeds meer voelen dat
ik jou zo zeer heb liefgehad.
In stilte bid ik om een wonder.
Maar geen bliksem, ook geen donder.
Jouw grafsteen wordt niet opgelicht
en jouw graf, dat blijft dicht.
De lucht blijft prachtig hemelsblauw.
Oh, kind, dat heimwee toch naar jou !

Vergeef me, Heer, dat ‘k vaak vergeet
dat U, die dikwijls wonderen deed,
het toch nog altijd beter weet.
Houd U haar in Uw armen
en heb met ons erbarmen.

Het kerkhof was zo stil en verlaten,
Ik voelde me zo in de steek gelaten.
Ik heb geschreeuwd, gehuild, gegild.
Totdat ik ging voelen dat U,
mijn lieve Jezus,
mij had opgetild.