De nacht verwacht een nieuw gezicht;
de bruidegom zal spoedig komen.
Tien meisjes wachten met hun licht,
Zijn voetstap is van ver vernomen.

Ze wachten lang, het licht valt uit.
De slaap is sterker dan verwacht.
Dan klinkt de roep, verrast en luid:
'Sta op, nu komt de morgen ongedacht.'

Vijf meisjes steken vlug hun lampen aan.
Ze zorgden dat het licht kon branden.
De anderen moesten in het donker gaan.
Ze stonden daar met lege handen.

De wijze meisjes lopen in de blijde stoet,
hun licht verdrijft de donk're nacht.
Zo gaan ze blij het feestmaal tegemoet
waar ook de bruidegom hen wacht.

De nacht zal eenmaal wijken voor het licht.
Zullen bij ons de lampen blijven schijnen?
Verwachten wij de Heer met blij gezicht,
en voegen wij ons zingend bij de zijnen?

Naar Math. 15