Praefectus civilitatum was Pilatus,
landvoogd over Judea in ‘t jaar drie en dertig;
op Goede Vrijdag moest hij recht spreken over Jezus,
aangeklaagd door de Joodse overheid, lastig, en heftig.

Hem afschuiven naar Herodes, dat lukte niet
Hem vrijlaten dan, maar het volk koos voor Barabbas
Hem doen bloeden, waarna men Hem met de doornenkroon ziet:
maar ook dat bracht geen baat, het werd eerder erger dan ‘t al was.

Toen begon men hem met de keizer te dreigen:
als ge Hem loslaat, zijt ge des keizers vriend niet meer;
de Koning erkende hun rechtsmacht niet, en bleef zwijgen.

Ge moogt toezien, ik was mijn handen in onschuld,
mijn belang gaat vόόr het handhaven van recht en eer;
God’s recht wordt aan Pilatus op de Jongste Dag vervuld.

bij Mattheϋs 27 : 11 - 32; Marcus 15 : 1 - 21;
Lucas 23 : 1 - 25; Johannes 18 : 28 tot 19 : 16.