daar, in het oosten, was die hof
het paradijs, de Hof van Eden
gemaakt door God Zelf, tot Zijn lof
een schoonheid tot in eeuwigheden

zie ook daardat water stromen:
de Schrift noemt aan ons vier rivieren
die het paradijs uit komen
in kracht en pracht, als God’s banieren

met in het midden van de Hof
de boom des levens, met haar vruchten
die God gaf, tot Zijn eer en lof;
in Eden was er niets te duchten

Eden, 't domein van de Heer,
met alle luister, niet te meten,
door Hem geschapen tot Zijn eer
bestemd voor wie naar Zijn Naam heten

wij weten het, zo zegt ons hart
het heimwee kan ons overstijgen
wij zijn er niet, hetgeen ons smart
o God, wil het ons doen herkrijgen

Eden, dat is ons thuisland, Heer
het is om eigen schuld verloren
breng in ons lot toch nu de keer
en breng ons waar wij thuis behoren

U stierf voor ons op Golgotha
waar U betaalde voor de zonden
aan U is alle gloria;
Eden, herwonnen en hervonden

die is daar nu in eeuwigheid
met levensbomen en haar vruchten,
U hebt het Heere zo geleid
nu is er voortaan niets te duchten

het kwaad dat hebt U weggedaan
mijn zonden die hebt U vergeven
ik mag daarom rondom U staan
U geeft aan ons het eeuwig leven

U bent in de Hof van Eden
zie, dat is het nieuw Jerusalem;
dat wij mogen gaan betreden:
Heere, U verhoorde onze stem

daar, op Moria, is die Hof
Jerusalem, de Hof van Eden
gemaakt door God Zelf, tot Zijn lof
een schoonheid, tot in eeuwigheden

bij Genesis 1: 8-18; Openbaring 22: 1-5