er is een berg in ’t land van Moria:
de Sionsberg, die is door God verkoren;
het land van Basan komt dat niet te na,
zoals de Schriften ons doen horen

en deze berg wordt middelpunt van ’t feest
dat komt, het staat te gaan gebeuren:
een feest zoals niet eerder is geweest.
in alle schoonheid, en in blijde kleuren

een feest waarbij de tafels zijn bedekt
met spijs en drank die er mag wezen,
met fijn nieuw linnen is royaal gedekt;
de Naam des Heeren wordt geprezen

een feestmaal, met mergrijke spijzen,
met wijnen, die al even geurig zijn,
voor volken die naar Sion reizen,
voor ons een land met louter zonneschijn

er is ook alle reden voor zo’n feest,
en zie wat er daarover staat geschreven:
dat er bij hen een sluier is geweest
waarvan de volken nu worden ontheven

nu zij Hem zien, de Heer, Die leven is
Die hen onsterf’lijkheid gaat geven;
daarbij is ziekte, leed en kommernis
door God de Heer voorgoed verdreven

de vreugde is daar eeuwig, bij de Heer;
de dood is weg, tranen zijn afgewist,
de pijn en smaad daarvan is er niet meer,
zo heeft de Heere, naar Zijn Woord, beslist

en wij, wij zeggen en wij juichen op dat feest:
dit is de Heere, onze God, Die wij verwachtten
onze Verlosser was en is Hij steeds geweest
looft eeuwig Hem, de Heer, Koning der legermachten

Heere mijn God, Uw Naam zal ik verhogen,
en Uw Naam prijzen tot in eeuwigheid,
Uw heerlijkheid zien wij met onze ogen,
de lief’lijkheid van Uwe Majesteit

de Sionsberg is ’t middelpunt van ’t feest,
dat is er nu, waar ’t eeuwig zal gebeuren:
bij U, Vader en Zoon en Heil’ge Geest,
in alle schoonheid en in blijde kleuren

bij Jesaja 25