en wat een feestdag zal dat wezen!,
wanneer de Heere weerkomt hier op aard’
zo als de Schriften ons doen lezen:
Hij komt, de Ruiter op het Witte Paard

Hij komt, met grote kracht en heerlijkheid,
Hij komt, aan ’t hoofd van hemellegermachten;
Hij maakt een einde aan de aardse tijd,
en wat een feest voor hen die Hem verwachten!

daar komt de Koning, op die grote Dag;
Die hier gekomen was in d’aardse landen,
zie nu Zijn glorie, en wat Hij vermag:
Hij heeft de volle heerschappij in handen

en zie wat Hij voor ons heeft aangericht,
dat heeft hij Zelf gedaan, met Eigen Handen:
daar staat een feestmaal, in het eeuwig licht,
op tafels, volgeladen tot de randen

daar is de Heer, Die in het midden is,
Die ons ontvangen wil met open armen;
Hij is gegaan voor de behoudenis,
zo wilde hij Zich over ons erbarmen

de Heere was daar, in de Stad der Steden,
Jerusalem, de Hofstad van de Heer;
als Koning heeft Hij nu De Stad betreden,
aan Hem komt toe de lof en alle eer

en daar wil Hij, de Heere, ons ontmoeten:
van ’t oosten en van ’t westen komen wij
en blijde mogen wij Hem daar begroeten,
wij mogen bij Hem zijn, ter rechter zij

en wat is het een feestelijk bijeenzijn!,
dat is ons door Jesaja reeds gezegd:
mergrijke spijzen, dranken, en belegen wijn,
de tafels zijn er rijk’lijk mee belegd

en plechtig is het tevens, en bijzonder
als wij hen zien die ons zijn voorgegaan,
voor hen en ons een eeuwig en blij wonder
om daar tezamen rond de Heer te staan

met Jakob, Izaäk en Abraham,
onze geliefden, die ons blij verwachtten,
en ieder die hier door God’s gratie kwam:
lof zij U, Heer, Koning der legermachten

wij zullen blijde aan elkaar vertellen
de wegen die de Heer is willen gaan;
wat Hij met ieder van ons had te stellen,
de Heere heeft dat boek nu voorgoed dicht gedaan

nu is het feest, in Sion is het eeuwig feest:
voor altijd bij de Heer, in zonneschijn;
Hij Die er was en is en altijd is geweest:
feest zal het eeuwig bij de Heere zijn!

bij Jesaja 33, vers 20; Lucas 13, vers 29; Hebreeën 12, vers 22