Een mens is niets dan
tijdelijk bestaan. Een lichtflits!
Losgelaten in ’t heelal
wordt hij tijdelijk zichtbaar, tastbaar even,
maar hij komt ten val.
 
Zoals een zeepbel groter wordt
en zwevend door de ruimte gaat…
Zó is de mens !
En niemand raakt hem aan of vraagt
zijn leven; maar het stopt.
 
Even plotseling als de zeepbel springt
En niet meer terug te vinden is….
Zó is de mens !
Nietig, klein, zwevend…En tóch
onnoemlijk mooi in al zijn kleuren.
 
Een mens is niets dan “tijdelijk bestaan”.
Heel even is de tijd om door ’t heelal te gaan
aan hem gegeven.
Dan bundelt zich zijn schoonheid al te saam:
Voor wie gelooft…begint het Eeuwig Leven!
…………………………………………………………………….