daar kwamen zij, ze wilden koren halen,
daar waren tien broers voor naar toe gegaan,
met geld op zak, om alles te betalen;
zij kwamen daar, en kwamen voor hem staan

voor Jozef, die zij eerst als slaaf verkochten
een jonge man, toen zeventien jaar oud
en nu, na tweeëntwintig jaren, nu mochten
zij komen naar waar hij zijn woning houdt

zij houden maaltijd, met broer Benjamin er bij,
en nog steeds hebben zij niet in de gaten
dat zij naar hun geboorte zitten, en op rij;
dan komt, wat hen niet los zal laten

en hen met schrik vervult, als zij gaan horen:
"ik ben Jozef, en leeft mijn vader nog?";
want dan komt al hun kwaad met kracht naar voren:
hun misdaad en hun schandelijk bedrog

maar Jozef heeft het mogen overkomen,
dat God licht in zijn leven heeft gebracht;
de Heere had het laten zien, in dromen
waar Jozef twintig jaar op heeft gewacht:

"de Heere Zelf heeft mij vooruit gezonden
hier, naar dit land, om hier voor u te zijn";
zo is de Heere, hij heelt alle wonden,
en Zelf reikt Hij aan ons Zijn brood en wijn

de Grote Jozef: Hij is voor ons gegaan;
Hij ging Gods eigen weg, op Moria,
Hij heeft voor ons aan ’t Goddelijk recht voldaan,
God nam Zijn offer aan, op Golgotha

die Heere leidt ons naar de Hof van Eden;
Hij, Jezus heeft voor ons daar plaats bereid ,
om daar te wonen, in een eeuwig heden,
bij Hem, de Heere, in Zijn heerlijkheid

bij Genesis 42 tot 45